4 juni 2024
Samenhang in groei
In gesprek met de stadsbouwmeester.
Knelpunten bij groeiambities
In 2040 is Delft in alle opzichten gegroeid. Met 15.000 extra woningen en 10.000 meer banen wordt Delft compacter, maar blijft het haar inwoners een aantrekkelijke, veilige en sociale leefomgeving bieden. Zo staat het tenminste in de Omgevingsvisie 2040. Dit is een complexe opgave, vinden bouwer Walter Vermeulen, architect Michiel Klinkenberg en stadsbouwmeester Tako Postma, want alle groei moet binnen de stadsmuren gerealiseerd worden.
Het interieur heeft de industriële stijl van een New Yorkse loft. Door de metershoge ramen valt veel licht binnen en de ruwe bakstenen muren en betonnen vloer geven de ruimte een rauw maar sfeervol randje. We zijn in Loft Studio Delft, waar aardse kleuren en midcentury-meubels zorgen voor robuust en warm gevoel. Warme lucht komt uit een grote blower, want de originele ramen zijn enkel-glas en buiten is het zes graden. Binnen kijken Postma, Vermeulen en Klinkenberg met tevreden blikken naar de inrichting van de vergader- en evenementenlocatie in de noordwesthoek van het terrein van de oude Kabelfabriek. In dit staaltje industrieel erfgoed willen de stadsbouwmeester, de directeur van Ter Steege Bouw Vastgoed Delft en de architect-eigenaar van MCK Architectuur wel een uurtje sparren over de uitdagingen bij de vormgeving van een stad.
Stadbouwmeester als smeerolie
Persoonlijk kennen de drie elkaar nog niet goed, maar bouwer Vermeulen en architect Klinkenberg hebben elkaar al eens eerder ontmoet. Beiden kennen Postma van naam, faam en functie. De stadsbouwmeester kent de bedrijven Ter Steege en MCK van hun werk in de stad en daarbuiten. “De stadsbouwmeester heeft in mijn ogen een belangrijke functie”, begint Vermeulen. “De omgevingsvisie beantwoordt de vraag: wat wil je als gemeente met de stad? Daarnaast heb je ondernemers die aan de ambities van de stad invulling willen geven. In de praktijk zie je vaak dat die twee werelden elkaar niet altijd verstaan. In die vertaalslag, speelt de stadsbouwmeester een belangrijke rol.” Klinkenberg kan dat vanuit eigen ervaring beamen. Zowel als architect als ontwikkelaar heeft hij ervaring met onderzoek- en participatietrajecten waarbij het belangrijk is dat alle stakeholders elkaar verstaan en begrijpen.
Groei en energietransitie
Postma heeft een bijzondere rol, legt hij uit. “Om te zorgen dat ik zo onafhankelijk mogelijk kan functioneren, ben ik in dienst van de gemeenteraad. De opdracht die de raad mij gaf, is om de samenhang tussen plannen in de stad te verbeteren. Daarbij gaat het om alle plannen: van het vervangen van riolering tot het aanpassen van grote gebouwen en alles daartussenin. Vanzelfsprekend moet alles zo veel mogelijk in samenspraak met de stad. Tegelijkertijd spelen in de stad veel verschillende belangen. Bovendien gaat het bij al die ontwikkeling om heel veel geld.”
Eén ding staat vast: Delft gaat groeien. En dat gaat onvermijdelijk gepaard met groeipijnen, weet Postma. De groei die Delft wil realiseren, komt concreet neer op het creëren van 10.000 extra banen en 15.000 extra woningen tot aan 2040. Nog eens tien jaar later, in 2050, moet de stad ook energieneutraal en klimaatbestendig zijn. “Bij het creëren van samenhang in alle groeiplannen probeer ik het grote verhaal van de stad te bewaken”, zegt Postma. “Daarbij is de Omgevingsvisie 2040 een van de belangrijke instrumenten om samenhang te creëren in alle plannenmakerij.”
Groei binnen de stadsmuren
Om de groei naar wens te laten verlopen, bevat de Omgevingsvisie 2040 een aantal kernwaarden. Die moeten zorgen voor een stad die gericht is op de toekomst, die oog heeft voor het verleden en waar je gezond en prettig leeft in verbinding met de directe omgeving, met groen en met de wijdere regio. Postma benadrukt dat deze visie tot stand is gekomen op basis van veel gesprekken met inwoners, groepen en belanghebbenden in de stad. Om deze ambities te realiseren, moeten nog veel uitdagingen worden getackeld. Zo moet alle ruimte voor innovatie en bedrijvigheid binnen de stadsmuren worden gevonden. Daarnaast moeten niet alleen nieuwe woningen worden gebouwd; de vele woningen die in de jaren zeventig en tachtig zijn neergezet, moeten gerenoveerd en energie-arm gemaakt worden. Het noopt hem om bij de vele plannen die op het bordje van de gemeente – en dus van Postma – terechtkomen, streng te zijn bij de beoordeling.
Je moet regie houden over wat waar in de stad gebeurt.
Complexe vraagstukken
Vermeulen en Klinkenberg zien het nut van zo’n gezamenlijke visie zeker in. Vermeulen: “Je moet regie houden over wat waar in de stad gebeurt. Aan de andere kant is het ook belangrijk om oog te blijven houden voor relatief kleine projecten die buiten de plangebieden vallen waar de gemeente haar capaciteit op inzet.” Als voorbeeld noemt hij de locatie van de voormalige Machine- en Gereedschappenfabriek Van der Zee aan de Neptunusweg, die door Ter Steege en een andere ontwikkelaar is aangekocht, maar waar de ontwikkeling moet wachten, omdat de gemeente zich richt op andere zones. Postma nuanceert. “Je kunt niet tegelijkertijd de hele stad op de schop nemen. Wel pleit ik ervoor om hierover in alle openheid met elkaar het gesprek blijven voeren.” Vermeulen is voorlopig gerustgesteld. “Maar”, zo vervolgt hij, “het is in Nederland wel ontzettend complex om iets gebouwd te krijgen. Als de gemeente een groot plan heeft en er zit iets tegen, bijvoorbeeld doordat ergens een beschermde vleermuis wordt aangetroffen of een boom in de weg staat, ligt een plan zomaar twee jaar stil.”
Democratisch afwegen
Het is onvermijdelijk dat ontwikkelaars te maken krijgen met ingewikkelde regels en procedures. Maar, nuanceert Postma: “Die regels zijn zo complex omdat de samenleving steeds complexer is geworden. Het gaat erom dat we zo democratisch mogelijk afwegingen met elkaar maken. Het is in de praktijk nu eenmaal ingewikkeld om alle belangen daarbij tegen elkaar af te wegen. Stel dat we vanuit de gemeente ergens woningen willen bouwen. Hoe krijgen de mensen die daar willen wonen ook een stem in het proces? De mensen die al in de omgeving wonen en die die nieuwe woningen liever níet in hun achtertuin willen hebben, laten natuurlijk wel van zich horen.” De samenleving is de afgelopen jaren ook veel assertiever geworden, reageert Klinkenberg. “Iedereen vindt ergens wat van en laat dat weten ook, vooral via sociale media. Daarom zeggen wij altijd: bespeur je bij een bouwproject ook maar het kleinste greintje gevoeligheid, ga dan onmiddellijk met de buurt in gesprek.”
De regels zijn zo complex omdat de samenleving complexer is geworden.
Capaciteit als bottleneck
Als het gesprek over de complexiteit van het realiseren van plannen gaat, komt het drietal op een niet meteen te verhelpen bottleneck: de capaciteit bij de gemeente om de complexe procedures te begeleiden is beperkt. Dit gebrek aan capaciteit, in combinaties met de keuze om te focussen op bepaalde zones, blijft een zorgpunt bij het realiseren van de groeiambities van de stad, denkt Vermeulen, refererend aan de eerder door hem genoemde Van der Zee-locatie waar Ter Steege woningbouw wil ontwikkelen. Hij ziet dit soort keuzes en gebrek aan capaciteit ook in andere gemeenten. Tegelijkertijd ziet Postma dat de groei ook haast onopgemerkt plaatsvindt. “We zijn in een paar jaar tijd gegroeid van 100.000 naar 110.000 bewoners. Terwijl we toch echt geen 10.000 woningen hebben bijgebouwd.” Een raadselachtig gegeven, maar die groei gaat hoe dan ook plaatsvinden, wil de stadsbouwmeester maar zeggen. Klinkenberg benadrukt het belang van voldoende betaalbare woningen. Hij pleit ervoor het ontwikkelproces anders te benaderen om de kosten te verlagen. “Ik denk dat het aan de gemeente is om het speelveld hiervoor te veranderen. Denk aan andere voorwaarden bij grondprijzen en het omgaan met winst- en risico-uitkeringen tijdens het ontwerpproces.”
Zachte aspecten
“Wat mij heel erg aanspreekt is dat de mensen die de gemeente voor de Woonvisie heeft gesproken, aangeven dat voor hen vooral de zachte kant van het verhaal telt”, zegt Vermeulen. “Waar je bij groei vooral denkt aan ‘harde’ stedenbouwkundige volumes, vinden inwoners zaken als veiligheid, gezondheid en de mogelijkheid om elkaar te kunnen ontmoeten van belang. Evenals tussen het groen wonen of snel in een groene omgeving kunnen zijn.” Volgens Postma ligt daar een belangrijke kans: “Delft is klein en heeft weinig parken of groene wandelplekken. Maar om de stad heen is volop groen. We moeten de verbindingen naar het groen buiten de stad benutten.”
Het samenbrengen van verschillende werelden, zoals de TU Delft Campus en Delft-West, hoort bij een verbonden stad.
Romantiek
Ook Klinkenberg heeft idealen: “Bij nieuwe ontwikkelingen mis ik soms de romantiek. Mijn collega’s moeten altijd lachen als ik dat zeg, maar het is echt van belang voor het prettige gevoel van in een buurt wonen. Bij romantiek doel ik op detaillering, reliëf en schaduwwerking die je aanbrengt in wat je ontwerpt en bouwt. Voor de leek is dat misschien niet direct waar te nemen, maar onbewust voel je je in zo’n omgeving echt prettiger dan in een straat die strak is afgewerkt met eenkleurig metselwerk. Ik mis soms de diepgang en verfijning in de uitwerking terwijl het echt niet altijd duurder hoeft te zijn.” Met de romantiek van stenen zijn we weer terug waar we begonnen: sfeer en beleving. Bijvoorbeeld van een gebouw als de oude Kabelfabriek, waar straks de industriële chic van het nieuwe Kabeldistrict vorm krijgt. Als Nieuw Delft af is, komt de nadruk van de ontwikkeling immers meer te liggen op de zuidkant van de stad, met de TU Delft Campus en ook dit district. Hier komt met de vermenging van wonen en werken een nieuw dynamisch stadscentrum.
Twee werelden samenbrengen
Postma wijst erop dat het nieuwe Kabeldistrict precies tussen twee gebieden in Delft ligt waar de komende jaren veel te gebeuren staat. “Aan de ene kant ligt de TU Delft Campus, de innovatiekraamkamer van Nederland, een gebied waar straks ook qua vermenging van woningen en voorzieningen veel tot ontwikkeling komt. Aan de andere kant ligt Delft-West, een deel van de stad met relatief hoge werkloosheid en veel kansenongelijkheid. Dat zijn twee werelden waar meer wisselwerking tussen zou moeten ontstaan.” Volgens Klinkenberg is kansenongelijkheid een thema waaraan in zijn vakgebied te weinig aandacht wordt besteed. “Dat onderwerp zou in ons werk hoger op de agenda moeten staan. Je kunt kansenongelijkheid in een gebied als Delft-West niet in één keer oplossen. Je zou wel kunnen denken aan het toevoegen van culturele bedrijven of functies in het gebied.” Postma denkt eerder aan bedrijfsruimten: “De vraag is: hoe organiseer je werkgelegenheid in de wijken van Delft-West zelf? Een mogelijkheid zou kunnen liggen in de energietransitie. Op dat gebied is in de wijk veel werk te verrichten. Wellicht kunnen ondernemers en bewoners een consortium opzetten dat dat bedrijfsmatig gaat oppakken.” Ook Vermeulen ziet mogelijkheden om zijn kennis als gebiedsontwikkelaar in te zetten. Postma is eveneens van de partij: “Ik besef dat het taaie kost is, maar het samenbrengen van twee zo verschillende werelden hoort bij een verbonden stad.”
Tako Postma
Sinds 2019 stadsbouwmeester van Delft. Verbinder die in staat is om de stedenbouwkundige samenhang in de stad te bewaken en te behouden. Is voortdurend in gesprek met allerlei partijen in de stad. De gemeenteraad verlengde zijn aanstelling vorig jaar met vier jaar.
Walter Vermeulen
Directeur van Ter Steege Bouw Vastgoed Delft, onderdeel van een familiebedrijf dat al 115 jaar bestaat. Als timmermanszoon werd de bouw hem met de paplepel ingegoten. Houdt van creëren, realiseren en ondernemen. Meest in het oog springende actuele projecten: het Van der Valk Hotel A4 Delft en het Huis van Delft.
Michiel Klinkenberg
Architect en directeur van zijn eigen bureau, MCK architectuur. Dit bureau is gespecialiseerd in conceptueel onderzoek, vernieuwt door de best passende oplossingen te vinden voor elke betrokken partij. Om deze reden is het portfolio van MCK enorm divers.