Stand van Zaken 34

De Stand van Zaken

Tien jaar geleden was Jeroen Windmeijer nog leraar godsdienst en geschiedenis op een middelbare school. Nu is hij fulltimeschrijver van religieus-historische thrillers en kan hij leven van de pen. Hij schreef twintig boeken. Zijn werk is vertaald in vijf talen en hij verkocht meer dan 300.000 exemplaren. Rob van der Valk is benieuwd hoe een leraar zich ontpopte tot succesvol thrillerschrijver.

RvdV | Was schrijver worden altijd al je grote droom?

JW | Nee, het is min of meer zo gelopen. Ik studeerde culturele antropologie in Leiden en was gefascineerd door Latijns-Amerika. Voor mijn afstudeeronderzoek woonde ik zes maanden in een Indiaans dorpje op de Boliviaanse hoogvlakte, aan de oevers van het Titicacameer. Daarna werkte ik een tijd als reisleider. In 2001 promoveerde ik op een onderzoek naar de Otavalos, een inheemse bevolkingsgroep in het noorden van Ecuador. Schrijven ging me altijd makkelijk af. Tijdens mijn reizen hield ik dagboeken bij en schreef ik veel brieven – dat was nog vóór het internet. Maar wetenschappelijk schrijven voelde als een keurslijf. Alles wat je opschrijft moet onderbouwd zijn, voorzien van bronnen en voetnoten. De vrijheid om te verbeelden miste ik daar. Na mijn promotie sloeg ik een nieuwe weg in: ik ging theologie studeren en volgde een lerarenopleiding. Ik kom uit een echte lerarenfamilie en vind het leuk om kennis over te dragen. Uiteindelijk werd ik docent godsdienst en geschiedenis op een middelbare school in Leiden en dat beviel me uitstekend.

RvdV | Wanneer maakte je de overstap naar het schrijverschap?

JW | Op een dag las ik een boek van Dan Brown – je weet wel, De Da Vinci Code – en ik zei tegen mijn vrouw: ‘Wat jammer toch dat dit soort spannende verhalen zich altijd afspelen in Florence of New York, en nooit eens dichter bij huis’. Waarop zij zei: ‘Maar waarom schrijf jij dan niet zelf zo’n verhaal?’. Zo ontstond mijn eerste roman, Het Petrusmysterie, dat zich afspeelt in Leiden en gaat over een archeologische vondst bij een opgraving, die tot geruchten leidt over een verborgen document dat de geschiedenis op z’n kop zou kunnen zetten. In het boek verweef ik historische feiten met fictie.

RvdV | Hoe pak je zo’n project aan? Had je daar tijd voor?

JW | Ik schreef op mijn vrije dag: vrijdag. Dan bracht ik eerst mijn dochter naar school, fietste naar huis en schreef van negen tot drie. Elke week een hoofdstuk. Die structuur werkte voor mij. Was het niet Picasso die zei: ‘Inspiratie bestaat, maar ze moet je werkend aantreffen?’. Als ik had gewacht op het perfecte moment, was dat eerste boek er nooit gekomen.

RvdV | Waren uitgevers meteen geïnteresseerd?

JW | Helaas niet. Het manuscript werd vaak afgewezen. Totdat een Leidse uitgever – die normaal alleen non-fictie uitgaf tijdens haar koffiepauze mijn manuscript begon te lezen. Halverwege hoofdstuk vijf merkte ze dat haar koffie koud was geworden. Ze belde me meteen: ‘Ik wil het uitgeven’. Ze drukte er duizend. Die waren snel uitverkocht.

RvdV | Zo, dat is wel heel bijzonder, daar zat zeker een groot marketingbudget achter?

JW | Integendeel. Ik schreef zelf persberichten, voegde foto’s toe en stuurde kant-en-klare artikelen naar lokale media. Die namen het letterlijk over. Toen ik dat doorhad, ging ik steeds lovender over mezelf schrijven: ‘bestseller’, ‘hit van de zomer’, dat soort dingen. Ik spoorde familie en vrienden aan om mijn boek te kopen en stuurde zelfs leerlingen naar boekhandels om naar mijn boek te vragen. De AKO op Leiden Centraal zei eerst: ‘We verkopen geen lokale boeken’. Een paar dagen later vroegen ze om twintig exemplaren. Toen vijftig. Het was een kwestie van: fake it until you make it.

RvdV | Dus met een beetje bluf liep het als een zonnetje…

JW | Zeker. De tweede en derde druk volgden snel. Toen had ik opnieuw geluk. HarperCollins, een grote Amerikaanse uitgeverij, had net een vestiging geopend in Amsterdam en zocht nieuwe auteurs. Een vertegenwoordiger kreeg mijn boek in handen in een Leidse boekhandel. Een week later werd ik gebeld: HarperCollins wilde mij uitgeven. Mijn tweede boek werd genomineerd voor de Gouden Strop en verkocht meer dan 60.000 exemplaren. Toen besloot ik een dag minder te werken: drie dagen lesgeven, twee dagen schrijven. Zes jaar en vier titels later nam ik definitief afscheid van het onderwijs.

RvdV | Was het een moeilijke beslissing om te stoppen met je baan als leraar?

JW | Het was spannend. Maar ik dacht: ‘Ik kan altijd terug’. Wat ik níet wilde, was op mijn 67ste denken: ‘Waarom heb ik het nooit geprobeerd?’. De vrijheid van het ondernemerschap bevalt me. Al zijn mijn dagen strak gepland: ik schrijf van negen tot vijf. Eerst doe ik onderzoek – ik bezoek musea, spreek met deskundigen, verzamel informatie. Daarna begin ik te schrijven. Ik vertrek vanuit feiten, maar vul de witte vlekken in met mijn verbeelding.

RvdV | Hoe kies je je onderwerpen? Gebruik je vooral plekken die je kent?

JW | Vaak wel. Mijn recentste boeken spelen zich af in Delft,waar ik ben opgegroeid. Ik ken elk pleintje en steegje, dat schrijft prettig. Verder laat ik me leiden door mijn fascinaties. Een van de boeken uit mijn Delftse trilogie draait om Johannes Vermeer. Een van de grootste schilders uit onze geschiedenis, maar er is weinig over hem bekend. We weten niet wie zijn leermeesters waren, of hij leerlingen had. Zelfs zijn dood is een mysterie. Dat geeft ruimte om te verbeelden wat er gebeurd zou kunnen zijn. Daar doorheen vlecht ik het verhaal van Han van Meegeren, de beroemde kunstvervalser die in de jaren rond de wereldoorlogen nep-Vermeers schilderde. Zo lopen twee geschiedenissen door elkaar heen, beide verankerd in Delft.

Stand van Zaken_VdV34

RvdV | Mis je je oude vak weleens?

JW | Ik ben eigenlijk nog steeds een onderwijzer. Ik merk dat lezers door mijn boeken vaak nieuwsgierig worden en op zoek gaan naar de feiten achter het verhaal. Als ik een geschiedenisboek over Vermeer had geschreven, had ik misschien duizend lezers gehad. Nu zijn het er tienduizenden. Verhalen hebben nu eenmaal een enorme zeggingskracht. Het draait altijd om de boodschap eronder – de laag die dieper gaat dan de plot. Iets hoeft niet letterlijk gebeurd te zijn om waar te zijn. Fictie kan soms dichter bij de waarheid komen dan een opsomming van feiten.

RvdV | Ik ben geen kunstkenner en zou er niet snel over gaan lezen, maar jouw aanpak spreekt me aan. Zijn jouw boeken, als je ze naast elkaar legt, herkenbaar in stijl of thema?

JW | Mijn boeken zijn lastig te plaatsen. Mensen die mijn boeken waarderen, zeggen dat er veel godsdienst en geschiedenis in zit. Datzelfde hoor ik ook van critici. De lof en de kritiek komen dus op exact hetzelfde neer. De verhalen spelen zich altijd af in het heden,
maar met een sterke link naar het verleden, vooral via religieuze thema’s. Het Nieuwe Testament, Jezus, het christendom – die keren telkens terug, maar altijd in dienst van het verhaal. Ik wil laten zien dat wat wij als waarheid beschouwen vaak slechts één versie is. Neem bijvoorbeeld Balthasar Gerards, die we op school leerden kennen als de slechterik die Willem van Oranje vermoordde. In Spanje werd hij gezien als held, bijna heilig verklaard door de katholieke kerk. In mijn boeken probeer ik te laten zien dat perspectief allesbepalend is – wie als held of schurk wordt gezien, hangt af van de kant waar je staat.

Tekst: Ans Meiborg
Fotograaf: Studio Oostrum

Meedoen?

Nieuwsgierig naar wat we voor u kunnen betekenen? Of uw verhaal delen in een van de ondernemersmagazines van Delft, Rijswijk of Leidschendam-Voorburg? Blader dan eens door de magazines of neem direct contact op.